Puntlassen pas je toe bij dunne materialen.
In de auto-industrie zie je vaak robots metalen onderdelen aan elkaar verbinden door middel van puntlassen.
Twee (koperen) stiften drukken de platen tegen elkaar. Dan gaat er eventjes een enorm hoge stroom door die platen. Door de elektrische stroom ontstaat er een grote hitte en smelten de onderdelen aan elkaar.
Hoe werkt puntlassen?
-
- Door op het voetpedaal te trappen worden de elektroden naar elkaar toe bewogen.
-
- De te lassen platen worden geklemd.
-
- Als je dan het voetpedaal verder indrukt, wordt de stroom van de lasmachine ingeschakeld.
-
- Er gaat een stroom door de elektroden en door de plaatdelen, die je wilt lassen.
-
- Net op de overgang tussen de twee plaatdelen wordt de temperatuur zo hoog dat het materiaal daar deegachtig (net niet vloeibaar) wordt.
-
- Omdat de elektroden de plaatdelen met een grote kracht tegen elkaar drukt, worden de plaatdelen op de lasplaats een beetje in elkaar gedrukt.
-
- Als de stroom wordt uitgeschakeld (dit gebeurt automatisch) koelt het materiaal af.
- Je las is klaar.
De hele las gebeurt in minder dan een seconde.
Deze tijd kun je instellen.
Ook de stroomsterkte kun je instellen.
Dun materiaal heeft weinig stroom en weinig tijd nodig. Dikker materiaal heeft meer tijd en stroom nodig.
Puntlassen kun je toepassen in plaat van ±0,5-3 mm.
De twee plaatdelen die je wilt lassen moeten ongeveer even dik zijn. Als één plaat veel dikker is als de ander krijg je geen goede las.
Veiligheid bij het puntlassen
Draag tijdens het puntlassen altijd een veiligheidsbril. Er kunnen spatten ontstaan.
Let op! Pas gelaste werkstukken zijn heet.
Aandachtspunten
Bij puntlassen is het belangrijk dat de tijd, druk en stroomsterkte goed ingesteld staan.
Te weinig tijd (lastijd te kort) geeft een niet voldoende las. De verbinding kan loslaten.
De lastijd te lang kan zorgen voor een gat in je materiaal.
Te veel stroomsterkte kan ook zorgen voor een gat in je plaatdelen.
Te weinig stroomsterkte zorgt voor een onvoldoende las. De verbinding kan loslaten.
.
.